Zo geldt een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd, tenzij er schriftelijk een bepaalde termijn van maximaal twee jaar wordt overeengekomen. Nadat deze termijn is verstreken, geldt de huurovereenkomst voor onbepaalde tijd. Er kan dus maar één bepaalde termijn worden overeengekomen. In deze twee jaar kan de huurder altijd tussentijds opzeggen en de verhuurder niet.
Een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd kan enkel worden beëindigd als er een wettelijke opzeggrond aan de orde is, zoals slecht huurderschap, dringend eigen gebruik en het weigeren van een redelijke aanpassing van de huurprijs. De bewijslast van deze zaken ligt bij de verhuurder. In de praktijk blijkt het nog al eens lastig om een van de gronden aan te kunnen tonen.
De huurovereenkomst kan ook worden ontbonden als de huurder zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst, zoals het betalen van de huurprijs, niet nakomt, of als deze (ernstige en structurele) overlast veroorzaakt. Er is altijd een rechter voor nodig om een huurovereenkomst te beëindigen, tenzij een huurder zelf instemt met een beëindiging.
Verder is de verhuurder verplicht om gebreken aan het gehuurde te herstellen. Ook als de woning bij aanvang van de huur in slechte staat was en de huurder er toch is gaan wonen, geldt dat op dat moment aanwezige gebreken moeten worden hersteld. Als verhuurder kun je dus niet onder deze verplichting uit komen door te stellen dat de huurder wist waar hij aan begon en de huurprijs hier ook op is afgestemd.
Tot slot gelden er ook regels voor de huurprijs. Als je een huurprijs afspreekt onder de liberalisatiegrens (2021 kale huur € 752,33) zijn deze regels heel strikt. Zo wordt er door de overheid jaarlijks bepaald met welk percentage de huur mag stijgen en kan een huurder de huurprijs dan laten toetsen door de Huurcommissie aan de hand van een puntensysteem.